Haar ogen glansden in het licht van de volle maan. Er straalde een zwak,
geel licht uit de ogen van het beest en keek vervaarlijk om zich heen,
opzoek naar haar prooi. Haar oranje-gele vacht veel niet op, in het
riet. Alleen het maanlicht maakte haar wat zichtbaarder. Ze spitste haar
oren. Ergens, niet heel ver weg, hoorde ze gegiechel. Gegiechel van een
meisje, drong het tot haar door. Sluipend volgde ze het geluid. Het
kwam steeds dichterbij. Ze bleef net voor een open plek in het riet
staan. Ze tuurde en hoorde in de verte de kerkklokken 12 uur slaan. Ze
zag een jongen en een meisje. Nederlanders, dacht ze. Lekkere maaltijd.
Ze ontblote haar tanden en dacht na over hoe ze ze zou overvallen.
Mensen waren haar op 1 naar lekkerste maaltijd. Op de 1e plaats stond
The Wolyf. Dat was een wolf, maar dan van een andere planeet. Net als
ik, ik kom ook van een andere planeet. The Wolyf lijkt op een wolf, maar
eet mensen. The Tyzar (ik) lijkt op een tijger maar eet mensen. Zo
waren er wel meer: The Ayp (aap), The Olyfant (oliefant) enz. Maar er
was ook een onbekende. Het leek niet op een dier van de Aarde. Toch liep
het hier rond zonder ontdekt te worden. Het was een afschuwelijk
monster en kon je in 1 hap verslinden. Als je hem in zijn ogen keek,
verstijf je en ben je dood. Ik keek naar het meisje, oowwh wat een
heerlijke maaltijd zou zij worden. En die jongen, mm... Ze bedacht hoe
ze ze in een zou scheuren en in haar keel liet glijden. Maar op het
moment dat ze haar aanval wou gaan doen hoorde ze gejank. Gejankt dat
haar ergens bekend voor kwam, ergens in haar achterhoofd. Ze had het al
heel lang niet gehoord, maar herkende het wel. Nadat het geluid
dichterbij kwam, stond er opeens een Wolyf in de open plek. In zijn ogen
schitterde haat die ik nooit eerder had gezien. Hij ontblote zijn
tanden en liep op de kinderen af die angstig gilden. Dit was mijn kans,
schoot er door m'n hoofd heen. Ik nam een aanloopje en in 1 sprong stond
ik tussen de kinderen en De Wolyf. Ik brulde mijn longen uit mijn lijf.
De Wolyf schrok en bleef een tijdje verbaast staan. Toen vermande het
beest zich en keek ons weer met zijn hatende blik aan. Ik brulde nog een
keer en wachtte tot hij met zijn aanval kwam. Eerst eens zien wat hij
kon. Ik wachtte niet lang, want al snel kwam De Wolyf op me af en beet
me hard in mijn vel, er ontstond een diepe wond. Het beest beet me nog
een keer, dit keer in mijn gezicht. Het haalde niet veel uit, want ik
had 1 zwakke plek. M'n ogen. Niet veel mensen of andere wezens kwamen
daar. Nog meer mislukte uithalen. Nu ik maar beginnen. Ik krabde de hele
Wolyf open en het bloed stroomde over zijn vel. Hij zakte in een. Dood.
Ik scheurde hem door midden en at hem op. Shit, er was een stukje nagel
van zijn poot in mijn oog gekomen. Ik zakte in een. Ik hoorde de
kinderen achter me naar adem happen en rommelen in hun tas. Ik hoorde ze
dichterbij komen. Ik wou me afweren maar was te slap. Het meisje kwam
dichtbij, ze had verband bij zich. Op een een of andere manier kon ze
met me praten, ze zei: ''Waar is de pijn?'' Ik seinde, ik weet ook niet
hoe terug: ''Bij m'n oog, hoe wil je het verbinden dan?'' Meteen kreeg
ik antwoord: ''Ik kijk wel.''
Ze kwam langzaam dicht bij m'n oog en gooide op het laatste moment het
verband weg en raakte met haar vinger mijn ooglid aan. De pijn
verzachte, ik voelde bijna niks meer. Ze deed het nog een keer, en nog
een keer. De laatste keer dat ze het deed was het weg. Ze zei: ''Helpt
het? Sta maar op hoor, je oog is genezen.''
De Tyzar stond op. Hij keek naar het meisje. ''Ik ben Cicilia. En die jongen daar, dat is een vriend. Z'n naam is
vaag, Pkuj.''
De Tyzar keek haar aan, en besefte dat de kust veilig was.
Ik hoorde een geluid, ongeveer 30km afstand van de plek waar ik nu
stond. Rennen kon ik, en niet sloom. Gemiddeld renden wij 400km per uur,
maar dat deden we niet vaak. Ik liep naar de plek waar het geluid
vandaan kwam. Ik dacht al dat er soortgenoten van me waren te vinden. Ik
zag The Tyzar, die een Wolyf aan het verscheuren was. Mijn soort
genoten. Ik zag ook nog bang kijkende kinderen in de hoek staan. Hij
keek in hun ogen. Hij zag iets wat de meeste mensen niet hadden. Iets
warms naar ons gericht. Ze waren wel bang, maar ze zagen er niet
geweldadig uit. Hij staarde een lange tijd naar de kinderen die opeen
verschrikt keken. Ik volgde hun blik en zag De Tyzar op de grond liggen.
Het meisje liep naar hem toe. Ze legde haar vinger op het ooglid van
Tyrer (de naam van De Tyzar). Daarna praatte ze met elkaar, dat weet ik
gewoon. Tyrer stond op en keek mijn kant op. Ik glimlachte en kwam het
riet uit. ''Heey mijn vriend.'' Brulde Beyar. ''Oooo, Beyar, mijn lieve
beertje, hoe gaat het mijn lieve vriend?''. ''O, vergeten dat jij een
meisje was, srry hoor Tyrer, je houdt nog altijd die jongensnaam hebben
hé? Nou goed hoor, en jij. Een Wolyf op zag ik, je laat me trek krijgen
schat.''. ''Mm... Ik voel me niet zo goed, je noemt me weer eens een
jongen, een heel erg compliment he. Nee die Wolyf was een heerlijk
hapje, alleen jammer dat die nagel in m'n oog kwam.''
Het meisje stond er de hele tijd geconcentreert bij en luisterde het
gesprek mee. Toen sprak ze, in mensentaal, niet via hun gedachte maar
gewoon, echt: ''Tsueu,Fakinimun,Saloze''
De Beyar en De Tyzar konden nu praten. Zoals mensen doen. ''Ehm...Hoi.'' Zei De Tyzar
''Hoi, sorry ik ben leerling heks, en... nouja, dit is makkelijker.'' Zei Cicilia
''Mjah.'' Antwoordde De Beyar.
''Vertel me hier wat hier aan de hand is, alsjeblieft?'' Zei Cicilia
''Vertel jij maar Tyrer, jij was verhalen meester, sorry juf''
De Tyzar zuchtte en begon:
''Dit klinkt waarschijnlijk heel ongeloofwaardig. Ik ben Tyrer, een
Tyzar. En dat daar is Beyer, De Beyar. We komen van een andere planeet,
net als die Wolyf daarnet. Planeet Yzich. Planeet Yzich is net als de
aarde, maar dan alleen met dieren. En de dieren eten hier geen planten,
maar mensen, en elkaar. Alleen... We zijn geen vrienden daar op Yzich.
We leven, en zoeken het zelf uit, zoeken zelf uit hoe we er eten vinden
en hoe we leven. Onze ouders zorgen niet, doen niks, laten ons achter.
Beyer en ik waren elkaar tegen gekomen en de eerste keer dat ik hem zag
was het een maaltijd voor me, tot hij me over zijn gevoel over Yzich
vertelde. En eigelijk was ik het met hem eens. Dat hebben we toen
gezegd, en het ging de hele planeet over. Op straat werden we herkend
als de Yzich haters, en ze scholden ons verrot. We gingen een keer naar
een ruimtelijk museum, waar het erg druk was. Het was blijkbaar opendag
en ze gingen een ritje maken door de ruimte. Helaas wouden er ook Wolyfs
mee, en het ergste... The Omyzaky. Het is het ergste wezen wat er
bestaat. Er is er maar 1 van en het woont ergens in dit gebied. Als je
het aankijkt, verstijf je, en val je dood neer. Als je blijft staan,
zonder dat je kijkt, verslind hij je. Wij rennen ongeveer 400 km per
uur, en hij 1000 km per uur. Maar in dat ruimteschip. Hij stortte neer,
op de aarde. Het was de aardbeving in 1581, niemand weet daar nog wat
van. We stortte, precies op 50 km afstad hier van daan neer. Beyer en ik
zijn elkaar kwijtgeraakt na een knallende ruzie en zijn weer gaan
jagen. Wij leven gemiddeld 5 miljoen jaar.''
Cicilia keek van Tyrer, naar Beyar, naar Pkuj. Ze zette grote ogen op.
''O my god!''. Was dit een droom ofzo. Ze hield erg van dieren, maar dit
was wel erg heftig! ''Dus, jullie eten ons?'' ze wees naar Pkuj en
zichzelf. ''Nee, alleen van die walgelijke mensen,jullie zijn te
aardig.'' Cicilia bloosde, en Pkuj keek zenuwachtig om zich heen. En nu?
Hij was helemaal niet op z'n gemak, dit was niet echt zijn gedachte bij
stiekem uit huis sluipen om bij je verbode liefde te zijn. Nou ja. Het
leven gaat zoals het leven gaat, dacht hij, ik kan er niks aan doen, als
ik zo word opgevresd, dan wist het leven dat. Het leven weet hoe mijn
leven was, is en word. Het gebeurt of het gebeurt niet, ik kan er niks
aan doen.
Beyer keek om zich heen en snuffelde. 1 woord. Gevaar.
''Er is gevaar in de aantoch, in een rijtje gaan staan. Cicilia en Pkuj, jullie zijn in gevaar, blijf achter me.''
Snel gingen ze achter Beyer zitten en wachtte stil af. Niks, noppezz,
nada. Geen gegrom, geen beest of wat dan ook wat op hun af kwam. Gewoon
niks. Cicilia: ''Ehm... komt er nog iets?''. Ze liep de rij uit en keek
de bosjes in. ''KIJK UIT!!!'' Gilde Pkuj, een 2e Beyar kwam
aangesprongen, recht op Cicilia af. Shit, had zij weer. Nou ja. Ze
vormde met haar handen een kom en hield het voor de Beyar. Een
lichtgroen schild toverde zich uit het niets om Cicilia heen. De Beyar
botste er met een harde bons tegenaan. Ik trok aan Pkuj's hand, en trok
hem mee het schild in. Ook wenkte ik Beyer en Tyrer. Ze sprongen het
schild in. Ze waren veilig. De 2e Beyar kauwde en krabde aan het schild,
zonder enig succes. Cicilia maakte nog een keer een kommetje en richtte
die tot de Beyar. Een 2e rode schild vormde zich om het groene schild
heen. Dit deed ze nog een paar keer en op een gegeven moment was het
schild zo kleurrijk dat het je ogen verblindde. Nu deed Cicilia wat
anders. Ze vormde haar handen tot een bal en concentreerde en verdiepte
zich er helemaal in. Ze mompelde wat spreuken en langzaam verzamelde het
schild zich in haar handen, in de bol die het vormt. Toen alle schilden
weg waren gezogen, en de Beyar zijn volgende aanval wou proberen,
richtte Cicilia de bol op hem, en liet los. Een ongelofelijke knal en
veel licht. Nadat het licht weg was en we weer helder konden zien zagen
we dat de 2e Beyar uit elkaar was geknalt. ''Kijk, zo moet je te werk
gaan.'' zei Cicilia en ze knipoogde naar Beyer. Beyer en Tyrer keken van
Cicilia, naar Pkuj, naar elkaar en barstte toen in lachen uit. Ook
Cicilia en Pkuj proestte mee. ''Zo kan het ook Cicil, kost ons weer
energie.'' Tyrer lachtte. ''O, ik ben nog niks, deze jongen naast me,
die moet je in de weer zien, ik ben leerling, dit is mijn held hoor, hij
is veel beter als ik.''
''Dat kan niet.''
''O, jawel.''
Pkuj kreeg een blos. Hij zette de vingertoppen van hem op elkaar en
blies. Hij deed zijn handen weer open en er lag een grote sneeuwvlok.
Hij plette de sneeuwvlok tussen zijn handen en rolde hem er tussen. Hij
deed ze weer open. Er lag een prachtige bloem, die hij in Cicilia's haar
stopte.
''Ja ja, je hebt gelijk Cicil.''
''Dat heb ik altijd.''
Een waterig zonnetje scheen tussen de bomen die zachtjes met de wind
mee woeien. Pkuj deed zijn ogen open keek om zich heen. Het bos. Hij
keek Cicilia glimlachand aan: ''Zijn ze nog niet thuis?''
''Nee. Ik begon me net zorgen te maken, maar ze zullen zo wel komen.''
Na lang te hebben gepraat over de twee planeten wouden de twee wezens
toch nog even op jacht. Wij gingen slapen. De maan was toen inmiddels al
laag aan de hemel. Het was een koude nacht. Opeens hoorde ze een enorme
brul. Pkuj stond meteen op en keek naar waar de brul vandaan kwam,
Cicilia deed hetzelfde. ''KOM!'' Schreeuwde Pkuj bang dat er iets was
met Tyrer en Beyer. Nog voor Pkuj dat had geschreeuwd was Cicilia al
weggerend. Nog een brul. Dit was niet goed. Ze rende verder, zo hard als
ze kon. Af en toe viel ze door een uitstekende tak en het bloed
druppelden uit haar wonden, maar ze merkte het niet op, liet het gewoon
doorstromen. Rennen, rennen, drong het tot haar door. Shit ze viel weer.
Auw, er kwam een tak bij haar keel. Ze voelde aan haar keel, shit
kleine druppeltjes bloed. Nou ja... Ze stond op en rende weer verder. In
een flits zag ze rode ogen voorbij gaan en 1 seconden daar na stond ze
in een open plek. Op de grond lag Tyrer. En veel bloed, heel veel. In
Tyrer zat een enorme wond. Cicilia bleef verstijfd staan. Ze hoord Pkuj
achter haar ook verstijfd stoppen. ''W-watt is-s er geb-beurd-d?''
Stottert ze. Geen antwoord terug. ''Is, is, is hij dood?''
''Nee.'' Een zware stem geeft antwoord. Cicilia kijkt verschrikt om. Een
mens. Een mens! Gewoon een man die een alien martelt. Een man met een
zwarte zonnebril, een man met een pak, een man, een gewone man! Ze zet
een stap naar hem toe en slaat hem. ''Als je nog 1 keer waagt dat
bijzondere beest te martelen krijg je nog eens wat man, FLIKKER NU OP!''
Schreeuwde Cicilia. Ze had ervaring met voor zichzelf opkomen. Toen ze
dat een keer niet deed, was ze bijna dood. Hier had ze 6 jaar op moeten
oefenen, en soms lukte het zelfs niet. De man keek haar koel aan. Iets
in Cicilia zei dat dat niet goed was. Hij keek naar haar, met geen
emotie. ''Als je me nog met 1 flikker aan raakt ga je eraan.'' Zei hij
op een dreigende toon waar hij '1' nog dreigender uitsprak. Cicilia
slikte even. ''Waar is Beyer?!'' Ze probeerde het net zo dreigend te
zeggen als hij. Hij keek me aan, zette zijn bril op het puntje van z'n
neus en keek me met de donkerste ogen ooit aan, dreigend. ''Beyer? Die
ene mislukte Beyar?''. Ik keek hem geschrokken aan. Wat?! Hoe wist hij
van Yzich?! Ik keek hem scherp aan. Dit was geen normale man. Het drong
tot me door. De Strijd was begonnen.
Ik wendde m'n blik af en keek naar Pkuj. Toen keek ik naar Tyrer. Ik liep naar haar toe. De blikken die de man in mijn rug brandde kon ik niet tegen en ik draaide me naar hem om. Op dat moment hoorde ik Pkujs sein. Hij ging er voor. Ik knikte en ik had moeten zien dat de ogen van de man even glinsterden. Dat was mijn laatste kans om een gewoon meisje te blijven. Maar ik merkte het niet op. Pkuj balde zijn vuisten. Er gloeien een heel zacht, vaag, lichtgroen licht om Pkuj heen die na een seconden weer weg was. Ik concentreerde me op wat ons te wachten stond als onze kracht hem raakte. ''Awh!'' Kreunde Pkuj. Met een verschrikt hoofd keek ik naar Pkuj die op de grond lag. Het bloed stroomde uit zijn hele hand, er zag een grote snee op zijn voorhoofd, zijn ogen lichtte fel rood op, hij kreunde en zag lijksbleek. Ik knielde bij hem neer, ''Schatje, dat heeft geen zin. De magie die jij dicht bij mij of op me stuurt wordt 2x zo hard terug gekaatst, dus jah, of de dood door jezelf, of doordat je het een beetje probeerde.'' Zei de man. Mijn ogne vulden zich met tranen. Tranen die over mijn wangen liepen, naar mijn kin toe en daar afvielen. Ik kon me niet in bedwang houden. Ik legde mijn hand op die van Pkuj en voelde het bloed tegen mijn handen spuiten, wat daarna tot een plakkende massa aan mijn handen bleef kleven. Ik legde m'n oor op zijn borst. Zijn hart klopte hevig. Toen gaf ik hem een kus. ''Ho, ho! Niet té klef.'' Zei de man. Ik reageerde niet, want langzaam voelde ik een plan opkomen. Een plan waarmee ik Tyrer en Pkuj kon terug winnen. Ik kon dan wel geen magie gebruiken, als ik nou uit de buurt van de man een spreuk instelde dat ik alle magie terug kaatste. Dan kaatst hij het terug, en ik dan weer voor mij, zo ging dat door, tot zijn schild brak. Maar ik zou daarvoor Pkuj en Tyrer hier moeten laten liggen. Het moest snel gebeuren. ''Luister,'' zeg ik, ''Over een uur, hier, precies dezelfde plek, jij en ik, een strijd. Oké?''. De man knikte en zei toen: ''Dus je kiest voor optie dood meisje? Dan zie ik je over een uur.'' Ik liep zo zelfverzekerd weg, dat de man het vreemd vond. Dit kon nog eens spannend worden.